Menu
Publicaties
Door Dick van Ginkel
Deel deze pagina

Engelsen geven het goede voorbeeld met hun maatschappelijke onderneming

Engelsen geven het goede voorbeeld met hun maatschappelijke onderneming

Wet voorlopig sluitstuk van proces waarin Engeland het ontstaan van ongewenste ontwikkeling is gaan inzien

In Engeland is in januari de Social Value Act aangenomen. Deze wet biedt alle organisaties in het publieke domein (overheden voorop) de mogelijkheid om bij de organisatie van hun publieke diensten en uitbestedingen de ‘social return on investment’ en de bijdrage aan een duurzame maatschappelijke ontwikkeling centraal te stellen.

Die Social Value Act is een voorlopig sluitstuk van een proces van meer dan een decennium, waarin Engeland worstelt met de negatieve kanten van de — ook daar — ver doorgevoerde marktwerking. In alle maatschappelijke sectoren (zorg, huisvesting, kinderopvang, arbeidsbemiddeling) is de markt geliberaliseerd en hebben private organisaties hun positie ingenomen, gebruikmakend van publieke budgetten. En, de goeden niet te na gesproken, vaak leidt dat niet tot hogere kwaliteit van de diensten, tevredener burgers of duurzame oplossingen. Het belang van de aandeelhouder (‘shareholder value’) en winstmaximalisatie staan dat in de weg en vaak draait de publieke sector uiteindelijk op voor de werknemers die buiten de boot vallen, burgers die beklemd raken, voor sociale achterstanden en leesbaarheidsvraagstukken.

Ook in Nederland hebben we al ons portie van slechte voorbeelden, de overname bijvoorbeeld van een grote kinderopvangorganisatie door een buitenlandse private equity investeerder; een deal die in de wereld van fusies en overnames zelfs rond ging als een van de beste in dat jaar, maar niet bepaald tot betere diensten of lagere tarieven heeft geleid!

{quote1} Bestuurders in de publieke en semi-publieke sector staan onder grote druk. Politiek en maatschappij verwachten dat hun organisaties meer met minder doen. Een groeiend aantal maatschappelijke vraagstukken moet door de lokale overheden worden opgepakt, met fors minder middelen. Denk aan de grote decentralisaties waar momenteel in Nederland aan gewerkt wordt (passend onderwijs, Wet werken naar vermogen, veranderingen in de AWBZ en de decentralisatie van de jeugdzorg). Maar ook maatschappelijke organisaties als zorginstellingen, welzijnsorganisaties, woningcorporaties en scholen moeten de tering naar de nering zetten, terwijl de mensen waarvoor zij werken het moeilijk hebben en de vraag naar kwaliteitsdiensten toeneemt.

En tegen die achtergrond zijn private organisaties met hun beloften om diensten te verlenen tegen lagere kosten een verleidelijke optie. Maar terwijl de in eerste instantie ogenschijnlijke besparingen aanlokkelijk lijken, zijn de verborgen maatschappelijke kosten achteraf vaak groter.

De Social Value Act is een voorlopig sluitstuk van een proces waarin de Engelsen het ontstaan van deze maatschappelijk ongewenste ontwikkeling zijn gaan inzien. Een mijlpaal daarin was het plan van de regering-Cameron, ‘Big society, not big government’, waarin zij zich onder meer sterk maakt voor een nieuwe sector van ‘social enterprises’. Deze ‘social enterprises’, waarvan er in het afgelopen decennium al meer dan 15.000 van zijn opgericht kenmerken zich door (1) een primair maatschappelijk doel, (2) dat zij realiseren als private onderneming met of zonder winstoogmerk, (3) vanuit een financieel zelfvoorzienende basis gebaseerd op handel of andere vormen van waarde-uitruil (dus geen charitas/goede doelen) en (4) een sociale benadering in de wijze waarop de onderneming wordt gevoerd: een besturingsfilosofie gebaseerd op medezeggenschap van alle betrokkenen, fair naar medewerkers en leveranciers en bewust van de ecologische voetafdruk. {quote2}

Onder aanvoering van het CDA is in Nederland geprobeerd het concept van de ‘maatschappelijke onderneming’ als nieuwe rechtsvorm in de wet te introduceren; een initiatief dat mede dankzij de stevige kritiek vanuit de maatschappelijke organisaties een zachte dood is gestorven en dat is maar goed ook. De op zichzelf charmante gedachte achter die wet was om de belangen van stakeholders te verankeren door hen een institutionele rol te geven in de besturing van de organisatie (bijvoorbeeld in de vorm van een maatschappelijke adviesraad met enquêterecht). Maar deze bureaucratische structuur lost niet het grootste probleem op van onze (semi-)maatschappelijke organisaties, namelijk dat ze geen maatschappelijk draagvlak meer hebben en los zijn geraakt van hun doelgroep. Bewoners hebben niet meer het gevoel dat het ‘hun’ woningcorporatie is, de vraag naar zorg is verworden tot een onpersoonlijke klant-leverancierrelatie, ouders ervaren de school als een vorm van uitbesteding in plaats van een verlengstuk van hun verantwoordelijkheid.

Er zijn veel overeenkomsten tussen onze huidige (semi-maatschap-pelijke organisaties en de ‘social enterprise’. Ze hebben een maatschappelijk doel en ze zijn uit op een duurzame en zelfvoorzienende toekomst. Het grote en cruciale verschil zit in het hiervoor genoemde vierde punt. Onze (semi-)maatschappelijke organisaties hebben geen sociale manier meer waarop de organisatie wordt gerund en in de besturingsfilosofie worden medewerkers, klanten en leveranciers niet echt betrokken of ingeschakeld.

Reacties